maandag 22 december 2008

Kerstreces


Voldoende cokes in voorraad om van de kolenkachel een behaaglijk hoogoventje te maken. Maar de losse flodders zijn op! De A la recherche-lezers wens ik goede feestdagen. Vanaf 7 januari keer ik hier weer terug.

vrijdag 19 december 2008

Een avond in Céroux-Mousty (2)


Januari 1959. De gordijnen zijn open op Céroux-Mousty. De tafellamp waartussen zo slordig een lichtschakelaar is gefriemeld, staat hier nog op een meubel aan de wand. Op zeker moment zullen Georges en Germaine zich gaan storen aan het gebrekkige leeslicht. De lamp verhuist dan naar de tafel achter de bank, stroomdraad wordt provisorisch aan het plafond bevestigd. Het is, denk ik, deze volkomen nonchalance die tekenend is voor de vertwijfeling van Hergé.
En niet heel veel later gaan de gordijnen dicht.

donderdag 18 december 2008

Originelen


De kerstpost brengt ook een lange mail van V. waarin ontkend wordt en gedreigd, gesmeekt en besmeurd. Ik heb de juiste laarzen niet meer om opnieuw in het slijk te stappen. Bovendien kun je duisternis niet met duisternis bestrijden.
Alleen het licht kan dat.
En dus:

Tekenaar: ‘En, hoe lopen mijn originelen?’
Galeriehouder: ‘Wel, ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Ik had contact met iemand die zich afvroeg of je een auteur bent wiens werk na zijn dood duurder wordt. Toen ik dat bevestigde, kocht hij meteen alles wat ik van je in huis had.”
Tekenaar: ‘Perfect! Geweldig! En wat is het slechte nieuws dan?’
Galeriehouder: ‘Het was je huisarts.’

woensdag 17 december 2008

Zien is kopen (2)


Maar allicht dat ‘zien is zuchten’ enkele vondsten adequater omschrijft. Want wat in hemelsnaam te denken van de vijf ingelijste buitentekstplaten uit LOTUS BLEU? Ik identificeerde ze als knappe reproducties, maar het bleken wel degelijk de originele allbumpagina’s. Ze zaten in ragfijn gedetailleerde profielen achter ontspiegeld en UV-werend glas.
‘Duidelijk van een liefhebber,’ zei D. zonder een spoortje ironie.
Ik was geneigd hem gelijk te geven, hoewel ik het beeld van een stanleymes dat door de ruim zeventig jaar oude klassieker sneed niet uit mijn hoofd kon zetten.
Misschien is destructie in de liefde ook geen tekortkoming, maar ten slotte een uiting van werkelijke passie.

dinsdag 16 december 2008

Zien is kopen (1)


‘Houdt het dan nooit op?’ zegt S. die zich geestdriftig de rol aanmeet van Rachel Stein. Beschuldigende vinger als de loop van een percussiepistooltje richting het pakje op tafel.
Maar ik heb niets besteld.
Het blijkt de kerstgroet van D. die een genereuze greep heeft gedaan in zijn afdeling Onverkoopbare Waar. Het plakboek met Petit Vingtième-omslagen waarover hij deze zomer nog resoluut beweerde: ‘Zien is kopen’, is feestelijk verpakt in cadeaupapier met zwierende kerstmannetjes. Het zijn 51, deels gevouwen, omslagen: de hele jaargang 1935, met tientallen fraaie Lotus Bleu-illustraties. Enkel de voorplaat met de verongelukte koningin Astrid ontbreekt.
Ze zijn keurig afgescheurd en stellig met evenveel aandacht ingeplakt. Maar met een primitief soort beenderlijm, vrees ik. Groezelig bruin is de nieuwe, overheersende steunkleur.
‘Hij weet wel wat ie weggeeft,’ zegt S. meesmuilend.
D. weet óók dat ik het niet over mijn hart zal krijgen dit geruïneerde verleden weg te gooien. Ik gun hem dat pleziertje.

maandag 15 december 2008

In het land van Kant


B. die te veel gedronken heeft en nu, kauwend op zijn sigaret alsof het bubblegum is, weerbarstige filosofische moppen vertelt. Zijn favoriete grappen behelzen de botsing tussen analytische a priori uitspraken en synthetische a posteriori uitspraken. Welkom in het onpeilbare universum van Kant! Maar leg er een Klare Lijn in en het inzicht dient zich zintuiglijk aan:

X: ‘Wat was die Hergé toch een geweldig tekenaar hè?’
Y: ‘Ja hallo! Als ik zo kon tekenen was ik net zo goed als hij hoor!’

vrijdag 12 december 2008

Een avond in Céroux-Mousty (1)


Georges en Germaine in hun huis op het landgoed Céroux-Mousty. Let op de bungelende elektriciteitsdraad die via het plafond naar de veel te grote tafellamp wordt geleid. Onachtzaam is er een lichtschakelaar tussen gefrommeld. Let vooral op het dessin van de gordijnen, identiek aan die van de bank. Het is 1959. De Aanjager van De Klare Lijn wordt geplaagd door verstikkende nachtmerries. Ik kijk naar deze foto en meen te begrijpen waarom.

donderdag 11 december 2008

De zaak V. (slot)


Allicht dat geld niet gelukkig maakt, maar men lijdt tenminste ietwat behaaglijker. En toch: het bedrag dat de weduwe van O. kreeg geboden voor de verzameling van haar man was een oncomfortabel lachertje.
‘Bel die kerel maar af,’ zei ik. ‘Hij wil je een poot uitdraaien, zoveel is zeker.’
Alleen al het enige aanwezige album dat buiten O’s strikte verzamelgrenzen van de vooroorlogse uitgaven viel, maakte van V.’s overnamesom een grijpstuiver. De édition alternée van L'Oreille cassée (uit ’44) is, laten we zeggen, geen alledaagse verschijning, zéker niet in zo’n piekfijne staat.
Dat V. zich er niet zomaar bij neerlegde, vernam ik - tot mijn afschuw - een paar dagen later.

O’s vrouw vertelde hoe ze hem in één keurig zinnetje had willen afwimpelen. V. was even stil geweest, had haar toen een ijzig Maar we hebben afspraak! toegebeten en de hoorn erop gegooid. De rest van de dag bestookte hij haar met telefoontjes waarin hij haar soms smekend en dan weer dreigend vroeg op haar besluit terug te komen. Ten slotte had ze de stekker eruit getrokken.

’s Avonds stond haar kwelgeest opnieuw voor de deur, wéér met een bosje bloemen en ditmaal met de verzekering dat hij slechts zijn excuses kwam aanbieden. Ze liet hem binnen. Daar verontschuldigde hij zich en zei ook dat hij nu bereid was iets meer geld te bieden, ook al uit respect voor haar overleden echtgenoot.
Ze weigerde en verzocht hem te vertrekken.
Hierop viel hij zo onbeheerst tegen haar uit (‘Zo gaan we toch niet met elkaar om?!’) dat ze, volledig van streek, in tranen was uitgebarsten. Hij zei slechts dat dit toch allemaal niet nodig was, dat hij net als haar man een liefhebber was en dat die zéker zou hebben ingestemd met deze transactie. Pas toen ze had geschreeuwd dat ze de politie zou bellen als hij niet vertrok, stapte hij, met tegenzin, op.
O’s vrouw bekende me: ‘De rest van avond zat ik bevend op bank. Ik wilde die rotboekjes zo snel mogelijk kwijt.’*)

*) V.’s schaamteloze optreden (het initiaal is overigens willekeurig gekozen) kreeg later op een veiling nog een dubieus staartje. Om juridische redenen mag ik daar niet over schrijven. Misschien durft hij dat zelf nog eens. Hij heeft immers een uitstekende pen. In het dagelijkse leven is hij journalist.

woensdag 10 december 2008

De zaak V. (5)


De weduwe van O. had op geen slechter moment kunnen bellen. Een week eerder stonden we aan het graf van ‘kleine grote man’. Het zoontje van S’ broer was door een neuroblastoom, een tumor in het zenuwstelsel, uit het leven geblazen. In de aula werd ‘Dikkertje Dap’ gedraaid (...rode laarsjes voor de regen...), buiten lieten zijn schoolgenootjes, dreumesen nog, honderd witte ballonnen op in een onbewolkte lucht.
En binnen was alles van ijs.
De Kuifje-albums taxeren van een overleden verzamelaar was het laatste waar ik me toe kon bewegen. Dit was zo’n miserabel moment waarop de zingevingvraag werd ingehaald door de bittere vaststelling dat niets er werkelijk toe deed.
Maar O’s vrouw volhardde in haar verzoek. Ze voelde zich geïntimideerd door een opkoper die zich ongevraagd had opgedrongen en haar een bedrag had geboden waarover ze haar twijfels had. Kon ik niet..?
S. zegt vaker dan me lief is dat ik geen ruggengraat heb, maar ik geloof niet dat het als verwijt bedoeld is.
En dus, in de trein.
Twee jochies renden opgewonden heen en weer. Toen ik besefte wat ík aan het doen was - mij ergeren aan twee jochies die opgewonden heen en weer renden - beende ik naar het toilet waar ik moest huilen. Zo verschrikkelijk huilen.

dinsdag 9 december 2008

De zaak V. (4)


Zo kan ik mezelf aanpraten dat ik subtiele grenzen stel aan de reikwijdte van mijn collectie. Maar O. was de ware meester in de beknotting van zijn begeerte. Enkel de vooroorlogse albums. Van Soviets tot Sceptre: een straffe en eerlijk gezegd nogal onbevattelijke inperking.
Ik wist niet dat hij dood was.
‘Het is allemaal ook zo snel gegaan,’ zei zijn vrouw.
Al kort na zijn overlijden werd ze gebeld door iemand die niets dan lof had voor de verzameling van haar man. Hij waarschuwde haar ook voor de aasgieren die weldra bij haar op de stoep zouden staan. Had haar man haar een richtsnoer verschaft voor de bestemming van zijn collectie? Nee? Zou hij dan eens langs mogen komen voor een discrete inventarisatie en een vanzelfsprekend vrijblijvend bod?
Ze had vriendelijk geweigerd. Twee dagen later belde hij weer. Opnieuw wimpelde ze hem af. De derde keer stond hij zomaar voor de deur met een bos bloemen. Ze toonde zich verbaasd, maar stemde ermee in dat hij een blik wierp op de collectie. Hij gedroeg zich uiterst hoffelijk en schreef na twintig minuten een bedrag op een papiertje waarvan ze behoorlijk had opgekeken. Zoveel?
‘Ik ben aardig voor u,’ had hij beweerd. ‘Misschien kunt u ook aardig voor mij zijn en vandaag de knoop doorhakken?’
Toen ze antwoordde dat ze er op z’n minst een nachtje over wilde slapen, antwoordde V. (want over hém gaat het hier) dat zijn bod dan niet meer zou gelden. Maar hij wilde best een uurtje gaan wandelen in de buurt en dan terugkeren.
Zijn plotselinge haast gaf haar een onplezierig gevoel.

maandag 8 december 2008

Igor


Ten slotte geef ik niets om mode, maar S. stáát erop dat ik met haar terugkeer naar The House of Victor & Rolf: een uitputtende overzichtstentoonstelling van de Jansen en Janssen van de Nederlandse modewereld. Er is een poppenhuis met 55 porseleinen poppen die exacte kopieën dragen van de jurkjes van het modeduo. Er zijn ook toneelkijkers om vast te kunnen stellen dat hier een oude confectieregel met voeten wordt getreden (‘Draag nooit kleren die je kat in paniek brengen’). Allengs draai ik de kijker richting publiek waar het oculair blijft haken aan een schommelende aktetas. De hand eraan is lichtgeel, als perkament. De arm leidt naar een kalend hoofd met een hoornen bril waarachter een afatische blik. Victor noch Rolf, dit is Igor Wagner! Wat brengt hém hier? Bontje uitzoeken voor de Milanese nachtegaal?

donderdag 4 december 2008

Lot 376 (3)


Eigenlijk zou het hier over Wim Beeren moeten gaan, over een wonderlijke lunch en over mijn faux pas daarbij om de voormalige museumdirecteur van het Amsterdamse Stedelijk lastig te vallen met een opgewonden verhaal over de kostbare aanschaf van een schets van Hergé. Beeren leek niet bijster geboeid, maar later die middag kwam hij er onverhoeds op terug: ‘Geloof je nu werkelijk dat de kunstwereld een mallemoer geeft om die memorabilia?’
Enigszins beledigd wierp ik tegen dat het hier dus wél om Europees cultureel erfgoed ging, om een roestvrijstalen icoon. Maar Beeren wuifde mijn bezwaren weg met de constatering dat die iconische waarde aan corrosie onderhevig was, want: ‘niet generatie-overschrijdend’. Hij betoogde dat de mensen die opgegroeid waren met Kuifje nu op plekken in de samenleving bivakkeerden waarin zij hun jeugdheld levend konden houden en hij verwees expliciet naar eindredacteuren in de klassieke media. ‘Geven zij het stokje door dan verdwijnt de aandacht en verbleekt jouw zogenaamde icoon. Ik heb het al te vaak en te veel met zogenaamde eeuwigheidsklassiekers zien gebeuren.’

Dat was in het najaar van het 1998. Beeren is inmiddels alweer acht jaar dood. Geloofde ik hem (of: wilde ik hem geloven)? Als gezegd: eigenlijk zou het daarover moeten gaan. Maar S. roert zich. Ze mist de contemplatie uit de begindagen van dit blog. ‘Je maakt nu kabaal terwijl ik je stilte veelzeggender vond.’
Ik zeg dat ik de zaken weer ouderwets ga aanpakken.
‘Heus?’ vraagt ze.
Ik zwijg duidelijke taal.

Volgende week: hoe een veilinghuis met een ‘prijsgarantie’ de markt manipuleert én het schrijnende slot van De Zaak V.

woensdag 3 december 2008

Lot 376 (2)


Dan is allicht de betere vraag: is de prijs die betaald is voor de gouache van AMERIQUE reëel? De zeseneenhalve ton euro was voor het veilinghuis in elk geval een teken dat het werk van Hergé aansluiting vindt bij de wereld van de vermogende kunstcollectioneurs. Wie er overigens specifiek op let, komt die observatie na elke (geslaagde) veiling in talrijke persberichten in dito variaties tegen.
Met vooropgezet oogmerk?
Natuurlijk.
Een veilinghuis zal alle middelen aanwenden om de dagwaarde van zijn kavels omhoog te jagen. En speculeren op een zonnige toekomst in het walhalla van de gevestigde kunst kan daarbij - op korte termijn althans - zeer lucratief uitpakken.


Moulinsart/Studio’s hebben ondertussen om een andere reden baat bij inkapseling door het kunstestablishment. Het consolideert een positie die op dit moment allesbehalve vanzelfsprekend is. Nu moet men telkens weer strijd leveren om een tekenaar van een reeks waarvan het laatste complete deel tweeëndertig (32) jaar geleden verscheen, in de belangstelling te houden. Ik heb op deze plek mijn bewondering voor die ondoenlijke missie niet verzwegen. Evenmin doe ik dat met het zorgelijke besef dat al die inspanningen vergeefs zullen blijken. Een oud-museumdirecteur en tevens een van de invloedrijkste personen in de Nederlandse kunstwereld opende jaren geleden met een terloopse en tamelijk bruuske opmerking mijn ogen.

dinsdag 2 december 2008

Lot 376 (1)


Maar is het kunst?
D. vindt zo’n vraag irrelevant. En bovendien: ‘Geef toe dat het een bewijs is van bitter weinig verstand antwoorden te vinden op vragen waarop geen antwoord te geven is.’
Hij zal bedoelen: antwoorden die hem als handelaar niet welgevallig zijn.
Ik ben het dus niet met hem eens en stel de vraag opnieuw: is lot 376, de gouache van Tintin en Amérique, in maart van dit jaar afgehamerd op € 650.000 (exclusief het opgeld), kunst? Het veilinghuis noemde het in zijn catalogus in elk geval een Pièce de musée. Sublime maar dat is, als gezegd, vooral slimme en overigens onbeduidende marketingtaal.


Van Hergé’s fraaie omslagschildering valt in het gunstigste geval te zeggen dat het afgeleide kunst is, lees: een verzamelobject. Dat is natuurlijk geen schokkende constatering, maar het is wel relevant. Domweg betekent het dat de waarde van datgene waarop ik dertig jaar met hart en hoofd heb gejaagd, een zeepbel is. Maar daarover morgen meer.

maandag 1 december 2008

Alibi


Lief mailtje van de robuuste zus van S. die in de Canadese offshore werkt. Bij haar laatste bezoek verdroeg ze geduldig een rondleiding door de collectie. ‘Wat een offers moet je niet brengen om zoiets bij elkaar te krijgen? ’ schrijft ze. Correct is natuurlijk: ‘Hoe buitensporig moet je niet zijn in je koopzucht…?’ Maar dáárvoor kan ik mezelf niet op de borst kloppen. Een offer brengen daarentegen, dat is een heldendaad. Och, hoe nobel ik toch ben in mijn odyssee naar de volmaakte verzameling…