maandag 3 november 2014

Altijd wat


S. trakteerde me op een optreden van Ibrahim Maalouf, Frans-Libanese trompettist die een onweerstaanbare soundtrack heeft gemaakt bij een bijna negentig jaar oude filmklassieker van René Clair. Die omschrijving doet hem tekort, maar zijn andere muziek – een nogal uitbundige cocktail van Balkan, rock, hiphop en Arabische toonkunst – spreekt me minder aan.

Op Wind, zijn cd met filmmuziek voor La proie du vent, maakt hij een vette knipoog naar de soundtrack die Miles Davis voor Ascenseur pour l’Echafaud maakte, met de typische jaren vijftig-tonaliteit en een regenachtige melancholie.

De film zelf is een draak over een piloot die verliefd wordt op een kasteeldame wier hysterie fraai is uitgebeeld op het affiche:


Bij een latere publiciteitsposter, uit de vroege jaren dertig, zou het zomaar kunnen dat we het L’Atelier Hergé (publicité) zijn binnengereden:


Overigens blies Maalouf c.s. ons vrijdagavond de tent uit met een oorverdovend rockconcert waarin voor laid-back knipoogjes geen plek was. Met tuitende oren en een tikkeltje teleurgesteld stapten we in een taxi. Uit de speakers biggelde de zanger van Bløf: ‘M'n schoenen zijn gejat. Maar ik hoef niet meer naar buiten want er is nog wel wat.’

Ja, zo was er altijd wat, dacht ik mistroostig.